Je kunt niet altijd alles eerlijk verdelen. Soms blijft er iets over. Dit is ook zo bij deelsommen. Je deelt dan met rest.
26 appels moeten verdeeld worden over 7 personen. De appels worden dus gedeeld door 7.
De som wordt dan: 26 : 7 =
De appels worden gedeeld door 7. Om te bepalen hoeveel ieder in elk geval krijgt, moet je naar de tafel van 7 kijken. Delen is het omgekeerde van vermenigvuldigen. Hoevaak past 7 in 26? Denk aan de uitkomsten van de tafel van 7. Welke uitkomst ligt dicht bij 26?
26 kan niet direct door 7 worden gedeeld, maar 21 wel.
21 : 7 = 3, want 3 x 7 = 21. Ieder krijgt dus in elk geval 3 appels.
Ieder krijgt in elk geval 3 appels. Dat betekent dat 21 appels al gedeeld zijn door 7 (zie stap 1). Er zijn in totaal 26 appels, dus er blijven nog 5 appels over. Deze vijf appels kunnen niet door 7 worden gedeeld, dus blijven deze over als rest.
26 appels : 7 personen, 26 : 7 = 3 rest 5.
- Kijk hoeveel ieder in elk geval krijgt. Waar deel je door? Denk aan de tafel van vermenigvuldiging.
- Bepaal wat er overblijft. Dit is de rest.
- Noteer het antwoord.