Je kunt niet altijd alles eerlijk verdelen. Soms blijft er iets over. Dit noemen we de rest.
Er worden 61 oliebollen weggegeven aan 15 klanten. De oliebollen worden dus door 15 gedeeld. De som wordt dan: 61 : 15 =
De oliebollen worden gedeel door 15. Om te bepalen hoeveel ieder in elk geval krijgt, moet je naar de tafel van 15 kijken. Delen is het omgekeerde van vermenigvuldigen. Hoevaak past 15 in 61? Denk hierbij aan de tafel van 15. Met welk getal kun je 15 vermenigvuldigen, zodat de uitkomst dicht bij 61 ligt?
15 kun je vermenigvuldigen met 4. 15 x 4 = 60. Deze uitkomst ligt dicht bij 61. 61 kan dus niet direct door 15 worden gedeeld, maar 60 wel. 60 : 5 = 4. Iedere klant krijgt in elk geval 4 geheugenkaartjes.
60 oliebollen zijn al gedeeld door 15 (zie stap 1). Er zijn in totaal 61 oliebollen, dus blijft er 1 over. Dit noteer je als rest.
61 oliebollen : 15 klanten, 61 : 15 = 4 rest 1.
- Kijk hoeveel ieder in elk geval krijgt. Waar deel je door? Denk aan de tafel van vermenigvuldiging.
- Bepaal wat er overblijft. Dit is de rest.
- Noteer het antwoord.