Je kunt niet altijd alles eerlijk verdelen. Soms blijft er iets over. Dit is ook zo bij deelsommen. Wat er overblijft noem je de rest. Dit kun je niet verdelen.
14 klanten van een electronicazaak hebben een prijsvraag gewonnen. Hiervoor zijn 46 geheugenkaartjes eerlijk te verdelen. De som wordt dan: 46 : 14 =
De geheugenkaartjes worden gedeel door 14. Om te bepalen hoeveel ieder in elk geval krijgt, moet je naar de tafel van 14 kijken. Delen is het omgekeerde van vermenigvuldigen. Hoevaak past 14 in 46? Waar moet je 14 mee vermenigvuldigen om een uitkomst te krijgen die dicht bij 46 ligt?
Als je 14 vermenigvuldigt met 3 is de uitkomst 42. 42 kun je dus delen door 14. 42 : 14 = 3. Iedere klant krijgt dus in elk geval 3 geheugenkaartjes.
42 geheugenkaartjes zijn al gedeeld door 14 (zie stap 1). Er zijn in totaal 46 geheugenkaartjes, dus blijven er nog 4 over. Deze kaartjes kunnen niet verdeeld worden over 14 mensen, dus blijven deze over als rest.
46 geheugenkaartjes : 14 klanten, 46 : 14 = 3 rest 4.
- Kijk hoeveel ieder in elk geval krijgt. Waar deel je door? Denk aan de tafel van vermenigvuldiging.
- Bepaal wat er overblijft. Dit is de rest.
- Noteer het antwoord.