Breuken kun je omrekenen naar procenten.
In dit artikel kun je lezen hoe je dit kunt doen.
Welk percentage hoort bij de strook?
Lees hieronder in het stappenplan hoe je van een breuk een percentage maakt.
Stap 2a en stap 2b geven beide een andere manier weer om dit te berekenen.
Bepaal als eerste de breuk.
In het voorbeeld zie je dat 2 van de 5 stukken gekleurd zijn. De breuk die hier bij hoort is 2⁄5 .
1% = 1⁄100.
Door van een breuk een honderdste breuk te maken, kun je de procenten bepalen.
Je ziet dat de breuk 2⁄5 gelijk is aan 40⁄100 .
Als je van de breuk geen honderdste breuk kunt maken, dan kun je van de breuk een kommagetal maken. Hiervoor kun je gebruik maken van een veelvoorkomende breuk waarvan je het bijbehorende kommagetal al weet. Weet je dit niet uit je hoofd, dan kun je ook de teller van de breuk delen door de noemer.
1⁄5 = 0,2.
2⁄5 = 0,4.
Heb je van de breuk een honderdste breuk gemaakt,
dan geeft de teller het aantal procent weer; 40⁄100 is gelijk aan 40%.
Heb je van de breuk een kommagetal gemaakt,
dan kun je het vermenigvuldigen met 100; 0,4 x 100% = 40%.
De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
- Bepaal de breuk.
- Maak van de breuk "honderdsten" of een kommagetal. Zo kun je de breuk uiteindelijk omzetten naar een percentage.
- De teller van een honderdste breuk geeft het aantal procent weer.
- Als je een kommagetal vermenigvuldigt met 100 krijg je het aantal procent.