Procenten, breuken en kommagetallen zijn met elkaar verbonden.
Ze zijn een deel van een geheel en je kunt ze naar elkaar omrekenen.
Zo kun je van een percentage een breuk maken, maar ook een kommagetal.
20% van alle kinderen uit de klas neemt een peer mee als tussendoortje. Welk (breuk)deel van alle kinderen is dat?
In het voorbeeld wordt gevraagd om van procenten een breuk te maken.
Procenten zijn altijd delen "per honderd".
1% | = | 1⁄100 |
10% | = | 10⁄100 |
20% | = | 20⁄100 |
enz. |
Zoals je in het schema hierboven ziet kun je de procenten omzetten naar een honderdste breuk.
Vervolgens kun je die breuk weer vereenvoudigen. Je maakt de breuk dan zo klein mogelijk.
Zou je de breuk 20⁄100 vereenvoudigen dan is dit gelijk aan 1⁄5 .
20% is dus gelijk aan 1⁄5 .
Let op!
In de volgende artikelen wordt het omrekenen van breuken, procenten en kommagetallen verder uitgelegd. Ook is er een schema te vinden waarin de meest voorkomende breuken worden omgezet naar procenten en kommagetallen. Door dit schema uit je hoofd te leren kun je een groot aantal sommen sneller en gemakkelijker uitrekenen.
- Procenten, breuken en kommagetallen kun je naar elkaar omrekenen.
- Procenten kun je omzetten naar een honderdste breuk. Deze kun je vervolgens weer vereenvoudigen.
- Procenten kun je omzetten naar een kommagetal door het te delen door 100.
- Breuken kun je omzetten naar een kommagetal door de teller te delen door de noemer.