Breuken kun je omrekenen naar kommagetallen.
In dit artikel lees je hoe je dit kunt doen.
3⁄4 deel van de kinderen uit groep 7 gaat tijdens de zomervakantie naar het buitenland. Welk kommagetal hoort bij 3⁄4 ?
Lees hieronder in het stappenplan hoe je breuken kunt omrekenen naar kommagetallen. In stap 2a en in stap 2b worden verschillende manieren uitgewerkt hoe je dit kunt doen.
Bepaal als eerste de breuk die je moet omrekenen.
In dit geval moet je de breuk 3⁄4 omrekenen.
Sommige breuken kom je vaak tegen, waardoor je de samenhang tussen deze breuken en de bijbehorende procenten en kommagetallen al snel uit je hoofd kent. 1⁄4 is een veelvoorkomende breuk, die gelijk is aan het kommagetal 0,25. Als je dit weet kun je ook uitrekenen welk kommagetal gelijk is aan 3⁄4 .
Tip! Deze veelvoorkomende breuken zijn in een volgend artikel opgenomen in een overzicht.
Als je geen gebruik maakt van een veelvoorkomende breuk als handige tussenstap, dan kun je de teller van de breuk delen door de noemer. Bij lastige breuken kan het moeilijk zijn om dit uit je hoofd te doen. Je kunt dan gebruik maken van je rekenmachine. Als je de teller van 3⁄4 deelt met de noemer ( 3 : 4 = ) dan is deze breuk gelijk aan het kommagetal 0,75.
In dit geval is de breuk 3⁄4 dus gelijk aan het kommagetal 0,75.
- Bepaal de breuk.
- Gebruik een veelvoorkomende breuk (die je uit je hoofd kent) als handige tussenstap of deel de teller door de noemer.
- Maak bij moeilijke breuken gebruik van de rekenmachine.