Ongelijknamige breuken bestaan uit delen die niet even groot zijn. In het onderstaande voorbeeld kun je dit goed zien. De gekleurde delen van beide breuken zijn niet even groot. Hierdoor zijn de noemers van ongelijknamige breuken niet gelijk.
Ongelijknamige breuken kun je niet zomaar van elkaar aftrekken.
In het stappenplan hieronder kun je lezen hoe je dit kunt doen.
Ongelijknamige breuken moet je eerst gelijknamig maken.
De delen van de breuk worden dan even groot en de noemers gelijk.
In stap 1b wordt kort uitgelegd hoe je deze breuken gelijknamig kunt maken.
Vind je dit nog lastig? Lees dan het artikel nog eens door over hoe je breuken gelijknamig maakt.
Deze breuken gelijknamig maken:
- Noemer x noemer: 2 x 3 = 6. De breuken worden "zesden".
- Noemer x teller: 2 x 1 = 2. 1⁄3 is nu gelijk aan 2⁄6.
- Noemer x teller: 3 x 1 = 3. 1⁄2 is nu gelijk aan 3⁄6.
In de afbeelding hieronder zie je dit terug.
Na het gelijknamig maken kun je de breuken van elkaar aftrekken.
Je hoeft alleen maar de tellers van elkaar af te trekken. De noemers blijven gelijk.
Reken de som uit. Denk aan het vereenvoudigen.
Kijk bij een breuk altijd of je de uitkomst nog kunt vereenvoudigen.
Dan kom je altijd tot het juiste antwoord.