Ongelijknamige breuken bestaan uit delen die niet even groot zijn. In het onderstaande voorbeeld kun je dit goed zien. De gekleurde delen van beide breuken zijn niet even groot. Hierdoor zijn de noemers van de ongelijknamige breuken niet gelijk.
Ongelijknamige breuken kun je niet zomaar van elkaar aftrekken.
In het stappenplan hieronder lees je hoe je ongelijknamige breuken die groter zijn dan 1 van elkaar af kunt trekken.
Ongelijknamige breuken moet je eerst gelijknamig maken.
De delen van de breuk worden dan even groot en de noemers gelijk.
In stap 1b wordt kort uitgelegd hoe je deze breuken gelijknamig kunt maken.
Deze breuken gelijknamig maken:
- Noemer x noemer = 4 x 2 = 8. De breuken worden "achtsten".
- Noemer x teller = 4 x 1 = 4. 1⁄2 is nu gelijk aan 4⁄8 .
- Noemer x teller = 2 x 3 = 6. 3⁄4 is nu gelijk aan 6⁄8 .
In de afbeelding hieronder zie je dit terug.
Trek daarna de breuken van elkaar af.
Je hoeft alleen maar de tellers van elkaar af te trekken.
De noemers blijven gelijk.
De uitkomst van de som ziet er met afbeeldingen als volgt uit:
Je kunt hier goed zien dat de breuken na het gelijknamig maken net zo groot zijn.
Denk aan het vereenvoudigen.
Kijk bij een breuk altijd of je de uitkomst nog kunt vereenvoudigen.
Dan kom je altijd tot het juiste antwoord.