Het tellen is de basis voor het verdere rekenen. Vooruit tellen en terugtellen zijn hierbij
belangrijke onderdelen. Als kinderen vooruit kunnen tellen met sprongen van 2, dan kunnen
ze een volgende stap maken naar het vooruit tellen met sprongen van 5.
Voorbeeld
Peter fietst naar Noordwijk. Hij heeft al 10 kilometer gefietst. Peter kijkt op het paaltje en ziet dat hij nog 5 kilometer moet fietsen. Hoeveel kilometer heeft Peter in totaal gefietst? |
Als je wilt weten hoeveel kilometer Peter in totaal heeft gefietst, kun je een sprong van 5
maken op de getallenrij.
Het maken van sprongen van 5 is vaak gemakkelijk. Je ziet dat je van het getal 5 bij het
getal 10 komt. Daarna volgt 15 en dan 20. Als Peter vanaf 10 een sprong van 5 maakt, dan
komt hij dus uit op 15. Hij heeft dus in totaal 15 kilometer gefietst.
Vooruit tellen tot en met 20, met sprongen van 5
- Jonge kinderen leren hoe ze moeten tellen, dit is de basis voor het verdere rekenen.
- Kennis van de getallenrij is hierbij erg belangrijk. Als je de getallenrij niet kent, kun je ook niet terugtellen.
- Bij terugtellen met sprongen van 5, zet je steeds een sprong van 5 terug op de getallenrij.
- 5, 10, 15, 20.