Jonge kinderen leren om verder te tellen en terug te tellen. Dit doen ze door sprongen te maken in de getallenrij. De kinderen maken eerst 1 sprong in de getallenrij. Ze bepalen hoeveel 1 meer is en hoeveel 1 minder is.
Het team van Sem heeft vorige week 14 doelpunten gescoord. Vandaag hadden ze 1 doelpunt minder.
Hoeveel doelpunten heeft het team van Sem vandaag gemaakt?
Bij deze vraag moet je 1 stapje terug tellen in de getallenrij. Je weet dan hoeveel 1 minder is dan 14. In het stappenplan hieronder zie je hoe je dat moet doen.
Het team van Sem heeft vorige week 14 doelpunten gescoord. Vandaag hadden ze 1 doelpunt minder. Hoeveel is 1 minder dan 14? Dat getal komt op de plek van het vraagteken te staan.
Het team van Sem heeft vorige week 14 doelpunten gescoord. Je moet dus beginnen bij het getal 14 in de getallenrij.
Tel vanaf het getal 14 één stapje terug. "Veertien...dertien."
Het team van Sem heeft dus 13 doelpunten gescoord.
- Jonge kinderen leren om terug te tellen. Dit is een voorloper van het aftrekken.
- Bepaal bij welk getal je moet beginnen. Eén minder vanaf welk getal?
- Bepaal daarna hoeveel 1 minder is: Tel 1 stapje terug in de getallenrij.