Veel jonge kinderen tellen nog met hun vingers. Bij lage getallen is dit handig, maar als ze op een gegeven moment moeten rekenen met hogere getallen is het fijn als ze groepjes in één keer herkennen. Vervolgens kunnen ze door tellen.
Eén van de strategieën die wordt gebruikt bij het rekenen tot en met twintig is de tienstructuur. Voor meer uitleg over de tienstructuur, kun je kijken naar het artikel 'De tienstructuur'.
Bart zit in de klas. Hij moet de volgende som maken:
10 + 2 =
Bart weet het antwoord nog niet uit haar hoofd. Hij pakt een rekenrek en rekent de som 10 + 2 uit door de volgende stappen te volgen:
Bart pakt het rekenrek en zet dit op zijn tafeltje. Eerst schuift hij alle kralen naar rechts. Dan kan hij beginnen met uitrekenen.
Hij weet dat de bovenste rij bestaat uit tien kralen. Hij schuift de bovenste rij naar links.
'Tien' ... 'Elf' ... 'Twaalf.'
Vervolgens telt hij er nog twee kralen bij op. 'Tien... elf ... twaalf.'
Bart heeft nu twaalf kralen in totaal. De tien bovenste kralen, plus de twee onderste kralen.
- De tienstructuur wordt gebruikt bij beginnende rekenaars.
- Het getal tien is gemakkelijk te herkennen.
- Je kunt makkelijk doortellen na het getal tien.
- Voorbeelden van het getal tien zijn: tien vingers, tien kralen aan een rekenrek en tien snoepjes in een zakje.