Je kunt een breuk kleiner dan 1 ook van een heel getal aftrekken.
Voorbeeld
- | = | ||||||
5 | - | 1⁄4 |
=
|
Als je 1⁄4 deel van één hele afhaalt, dan blijven er 4 helen over en 3⁄4 deel.
De uitkomst van de som is:
5 |
- |
1⁄4 | = | 4 3⁄4 |
Uitkomst met afbeeldingen
- | = | |||||||
5 | - | 1⁄4 |
=
|
|||||
= | 4 3⁄4 |
Een andere mogelijkheid is om van de hele getallen breuken te maken.
1 hele = 4⁄4 .
5 helen = 5 x 4⁄4 = 20⁄4
De som wordt dan:
20⁄4 |
- |
1⁄4 | = | 19⁄4 | = | 4 3⁄4 |
Zoals je ziet wordt de uitkomst 19⁄4 vereenvoudigd.
Hoevaak past 4⁄4 in 19⁄4 ? En hoeveel blijft er dan nog over?
Je haalt de hele getallen dan weer uit de breuk.
Vereenvoudigen
Kijk bij een breuk altijd of je de uitkomst nog kunt vereenvoudigen.
Haal de hele getallen uit de breuk en maak de breuk zo klein mogelijk.
Dan kom je altijd tot het juiste antwoord.