In dit artikel leer je om op te tellen met tientallen, waarbij het antwoord niet hoger kan zijn dan 100. Tellen met tientallen is hetzelfde als tellen met eenheden, maar dan tien keer meer.
Lynn en Stefan tellen hoeveel fietsers en auto's er voorbij komen. Lynn telt 50 fietsers en Stefan telt 40 auto's.
Hoeveel fietsers en auto's hebben Lynn en Stefan geteld?
Lynn en Stefan hebben fietsers en auto's geteld. Je moet uitrekenen hoeveel ze in totaal geteld hebben. De som die hier bij hoort is:
50 + 40 =
Weet je het antwoord op de som 5 + 4? Dan weet je ook het antwoord op de som 50 + 40. Dat is namelijk tien keer meer.
5 + 4 = 9
50 + 40 = 90
Tip! 'Tien keer meer' betekent dat de getallen tien keer zo groot worden. Vermenigvuldigen met 10 betekent dat er een 0 achter de getallen komt.
40 + 50 = 90
Lynn en Stefan hebben in totaal 90 fietsers en auto's geteld.
- Tellen met tientallen lijkt op het tellen met eenheden.
De sommen tot en met 10. - Het verschil is dat er bij tientallen een 0 achter staat. Die geeft aan dat het getal met 10 is vermenigvuldigd. 'Tien keer meer'.