Delen zul je vooral kennen van de deeltafels en alle deelsomme die hierbij horen. Het is belangrijk dat je deze tafels goed oefent, zodat je ze uit je hoofd kent. Het rekenen wordt dan namelijk een stuk makkelijker! Wat is delen nou precies?
Delen is herhaald aftrekken. Delen krijgt betekenis als je er een voorbeeld bij bedenkt. Je verdeelt een aantal producten onder een aantal mensen. Hoeveel krijgt iedereen dan? Hieronder wordt ook een voorbeeld gegeven.
Je koopt een zak met 6 snoepjes.
Samen met twee vrienden verdeel je deze snoepjes. Iedereen stopt de snoepjes in zijn eigen zakje.
Hoeveel snoepjes krijgt ieder?
Je gaat in dit geval 6 snoepjes verdelen over 3 mensen.
Wil je de snoepjes eerlijk verdelen? Geef dan ieder eerst één snoepje.
In elk zakje zit nu één snoepje. Er zitten nog 3 snoepjes in de grote zak. Ieder krijg er nog één snoepje bij.
De 6 snoepjes zijn nu eerlijk verdeeld over 3 zakjes.
De 6 snoepjes zijn verdeeld over 3 zakjes.
'Zes snoepjes verdeel ik over 3 zakjes, dus ieder krijgt er 2.'
De deelsom die hier bij hoort is:
6 : 3 = 2
- Delen is het verdelen van een aantal onder een ander aantal. Dit krijgt betekenis als je een voorbeeld gebruikt: je verdeelt een aantal snoepjes onder een aantal kinderen.
- Je kunt eerlijk verdelen; iedereen krijgt evenveel.
- Je kunt ook delen met rest; iedereen krijgt evenveel, maar van het totale aantal blijft er nog iets over.