Bij delen kun je denken aan het verdelen van een aantal producten onder een aantal mensen. Je leert hier hoe je deelt door groepjes te maken en waarbij er een rest is. Er blijft dan iets over. Niet alles kan eerlijk verdeeld worden.
Een zakje met 7 snoepjes moet eerlijk verdeeld worden over 3 personen. Hoeveel krijgt ieder?
Je gaat in dit geval 7 snoepjes verdelen over 3 mensen.
Als je de snoepjes eerlijk wilt verdelen, dan geef je ieder eerst één snoepje. Er blijven dan nog 4 snoepjes over in de grote zak.
In elk zakje zit nu één snoepje. Er zitten nog 4 snoepjes in de grote zak. Ieder krijgt er nog één snoepje bij.
Als de snoepjes zijn verdeeld, zie je dat er nog 1 snoepje overblijft. Dit ene snoepje kun je niet meer verdelen over 3 personen. Dit snoepje blijft over. Dat noemen we ook wel de rest. 'Zeven snoepjes verdeel ik over 3 zakjes, dus ieder krijgt er 2. Er blijft er 1 over, rest 1.'
De deelsom die hier bij hoort, is:
7 : 3 = 2 rest 1
- Delen is het verdelen van een aantal onder een ander aantal.
- Bij eerlijk verdelen krijgt iedereen evenveel.
- Als je een aantal niet eerlijk kunt verdelen, omdat er iets overblijft, dan noem je dat rest.