Wat betekenen de begrippen meest en minst?
Begrippen als meest en minst kom je vaak tegen.
In welk vak tel je de meeste knikkers?
In het eerste vak tel je 7 knikkers. In het tweede vak tel je 12 knikkers. In het derde vak tel je 3 knikkers. Het grootste getal is 12. In het tweede vak tel je dus de meeste knikkers. Je zou ook kunnen zeggen dat het merendeel of het grootste deel van de knikkers in het tweede vak zit. In het tweede vak zitten veel knikkers.
In welk vak tel je de minste knikkers?
In het eerste vak tel je 2 knikkers. In het tweede vak tel je 12 knikkers. In het derde vak tel je 4 knikkers. Het kleinste getal is 2. In het eerste vak tel je dus de minste knikkers. Je zou ook kunnen zeggen dat het kleinste aantal knikkers of de kleinste hoeveelheid in het tweede vak zitten. In het tweede vak zitten weinig knikkers.
- Deze begrippen gebruik je om een hoeveelheid aan te geven.
- Bij meest kun je denken aan de grootste hoeveelheid, het merendeel, het grootste getal, veel.
- Bij minst kun je denken aan het kleinste aantal, een kleine hoeveelheid, het kleinste getal, weinig.