Tim maakt de volgende som:
11.581 + 6.535 = ...
Wat is het antwoord?
In het stappenplan hieronder lees je hoe je deze som kolomsgewijs kunt oplossen.
Noteer de getallen onder elkaar. Het is handig om de letters erbij te zetten: TD = tienduizendtallen, D = duizendtallen, H = honderdtallen, T = tientallen, E = eenheden.
Begin aan de linkerkant. Tel de tienduizendtallen bij elkaar op. Alleen de 1 staat onder de TD van tienduizendtallen. Je noteert 10.000.
Tel dan de duizendtallen bij elkaar op. De 1 en de 6 staan onder de D van duizendtallen. Ze betekenen dus geen 1 en 6, maar 1.000 en 6.000. Je maakt de som 1.000 + 6.000 = 7.000. Dit noteer je onder de 10.000.
Tel dan de honderdtallen bij elkaar op. De 5 en de 5 staan onder de H van honderdtallen. Ze betekenen dus geen 5, maar 500. Je maakt de som 500 + 500 = 1.000. Dit noteer je onder de 7.000. Let op! De 1 noteer je onder de D van duizendtallen.
Tel dan de tientallen bij elkaar op. De 8 en de 3 staan onder de T van tientallen. Ze betekenen dus geen 8 en 3, maar 80 en 30. De som wordt dan: 80 + 30 = 110. Noteer dit onder 1.000. Let op! Noteer de 1 van 100 onder de honderdtallen, de 1 van 10 onder de tientallen en de 0 onder de eenheden.
Tel vervolgens de eenheden bij elkaar op. De 1 en de 5 staan onder de E van eenheden. Je maakt nu de som: 1 + 5 = 6. Dit noteer je onder 110.
Tel daarna de uitkomst van de tienduizendtallen, duizendtallen, honderdtallen, tientallen en de eenheden bij elkaar op.
De uitkomst van de som is: 11.581 + 6.535 = 18.116.
- De naam kolomsgewijs kun je herkennen aan de kolommen die je maakt.
- Honderdtallen, tientallen en eenheden noteer je boven de getallen.
- Begin met de hoogste getallen; in dit geval de tientallen. Daarna volgen de eenheden. Noteer de uitkomsten van deze sommen onder elkaar.
- Tel uiteindelijk alle uitkomsten bij elkaar op. Dan heb je de uitkomst van de som berekend.
- Kolomsgewijs rekenen lijkt op cijferend rekenen. In beide gevallen schrijf je de getallen onder elkaar. Het verschil is dat je bij kolomsgewijs aan de linkerkant begint met rekenen en bij cijferend rekenen begin je aan de rechterkant, bij de eenheden.