Door middel van bussommen kunnen jonge kinderen op een betekenisvolle manier oefenen met het optellen en aftrekken. In dit artikel worden erbij sommen en eraf sommen met elkaar gecombineerd.
Er stappen kinderen in de bus en ook weer uit de bus.
6 | 2 |
Hoeveel kinderen zitten er uiteindelijk in de bus?
Tel eerst de kinderen die er in de bus zitten.
Er zitten 4 kinderen in de bus.
Bekijk eerst hoeveel kinderen er staan te wachten bij de bushalte. Dat kun je zien aan het getal dat voor de bus staat.
6
Er stappen 6 kinderen in de bus.
Er zaten al 4 kinderen in de bus. Er zijn ook 6 kinderen ingestapt. De som die hier bij hoort is:
4 + 6 = 10.
+ 6 = 10
Bekijk dan hoeveel kinderen er uitstappen. Er gaan dus kinderen weg. Je kunt aan het getal zien hoeveel kinderen er uitstappen.
2
Er stappen 2 kinderen uit de bus.
Na het instappen van de 6 kinderen, zitten er in totaal 10 kinderen in de bus. Dan stappen er 2 kinderen uit. De som die hier bij hoort is: 10 - 2 = 8. Je kunt vanaf het getal 10 twee stappen terug tellen: 'Tien...negen, acht.'
- Door middel van bussommen kunnen kinderen op een betekenisvolle manier oefenen met erbij sommen en eraf sommen.
- Tel eerst hoeveel kinderen er in de bus zitten.
- Tel daarna hoeveel kinderen er in de bus stappen. Er komen kinderen bij.
- Tel daarna hoeveel kinderen weer uitstappen. Er gaan kinderen weg.
- Je maakt dus eerst een erbijsom en daarna een erafsom. Hoeveel kinderen blijven er daarna over?
- Je weet nu hoeveel mensen er op het laatst nog in de bus zitten.