Door middel van bussommen kunnen jonge kinderen op een betekenisvolle manier oefenen met het optellen en aftrekken. In dit artikel staan erbij sommen tot en met 10 centraal.
Bussom
Er stappen kinderen bij in de bus.
Hoeveel kinderen zitten er nu in de bus?
Stappenplan
1
Hoeveel kinderen stappen in de bus?
Tel eerst hoeveel kinderen er staan te wachten bij de bushalte. Er staan 2 kinderen te wachten.
Je kunt de poppetjes ook tellen:
'Eén, twee.'
2
Hoeveel kinderen zitten er al in de bus?
Er zitten al 2 kinderen in de bus. Je kunt de poppetjes in de bus ook tellen:
'Eén, twee.'
3
Hoeveel kinderen zitten er nu in totaal in de bus?
Er gaan 2 kinderen in de bus en er zitten al 2 kinderen in de bus. De som is dus 2 + 2 = 4. Er zitten in totaal 4 kinderen in de bus. Je kunt ook alle poppetjes tellen: 'Eén, twee, drie, vier.'
Bussommen, erbij sommen tot en met 10
- Door middel van bussommen kunnen jonge kinderen op een betekenisvolle manier oefenen met erbij sommen en eraf sommen.
- Tel eerst hoeveel kinderen er in de bus gaan.
- Tel daarna hoeveel kinderen er al in de bus zitten.
- Als je het aantal kinderen die in de bus gaan en het aantal kinderen die al in de bus zitten bij elkaar optelt, dan weet je hoeveel kinderen er in totaal in de bus zitten.