Je kunt breuken die groter zijn dan 1 ook met elkaar vermenigvuldigen.
In het stappenplan hieronder kun je zien hoe je dergelijke sommen kunt oplossen.
Vermenigvuldig eerst de hele getallen met elkaar.
1 x 1 = 1.
Vermenigvuldig dan het eerste hele getal met de breuk van het tweede getal.
1 x 1⁄2 = 1⁄2 .
Vermenigvuldig dan de breuk uit het eerste getal met het hele getal.
3⁄4 x 1 = 3⁄4 .
Vermenigvuldig daarna de breuken met elkaar.
Denk hierbij aan de regel: teller x teller, noemer x noemer.
3⁄4 x 1⁄2 = 3⁄8 .
Om de som uit te rekenen tel je de antwoorden van stap 1 t/m stap 4 bij elkaar op.
Je ziet dat de breuken ongelijknamig zijn. Je kunt ze daarom nog niet bij elkaar optellen.
Als je de breuken gelijknamig maakt worden het "achtsten".
Nu kun je de som wel uitrekenen.
Denk aan het vereenvoudigen.
Kijk bij een breuk altijd of je de uitkomst nog kunt vereenvoudigen.
Haal de hele getallen uit de breuk en maak de breuk zo klein mogelijk.
Dan kom je altijd tot het juiste antwoord.