Als je een vouwblaadje dubbel vouwt en je knipt figuren uit de gevouwen kant, dan ontstaan er nieuwe figuren als je het blaadje weer open vouwt. Aan beide kanten zie je hetzelfde patroon.
Welk vouwblaadje heeft hetzelfde figuur?
Bestudeer dan de lengte van de figuren. Je ziet dat de twee bovenste vormen even lang zijn. Het onderste vormpje is het langst.
Als je naar het voorbeeld kijkt, zie je dat er drie vormpjes zijn geknipt. De bovenste vorm is een rechthoek, de middelste is een halve cirkel en de onderste is een wat bredere rechthoek.
Bekijk dan nu de mogelijke antwoorden.
De lengte van de bovenste twee figuren is even lang. De onderste is het langst. Als je dan naar de mogelijke antwoorden kijkt, zie je dat A en D sowieso niet kunnen. Bij A zijn de vormpjes namelijk even lang en bij D zie je dat de bovenste en onderste even lang zijn.
Dan bekijken we de figuren. De middelste is een halve cirkel. Als je een halve cirkel uitklapt, wordt het een hele cirkel. Er moet dus een hele cirkel in het midden staan. Bij welk antwoord staat het rondje niet in het midden? Inderdaad, B valt af.
Het antwoord dat overblijft is C. Check altijd even voor de zekerheid of het antwoord klopt. Zijn de bovenste vormpjes even lang? Is de onderste het langst? Staat er een cirkel in het midden? Is het bovenste vormpje minder breed dan het onderste vormpje? Ja? Mooi, dan klopt het.
- Symmetrisch: Als een patroon weerspiegelt.
- Probeer denkbeeldig het vouwblaadje uit te klappen. Hoe ziet het patroon er dan uit?
- Als je dit moeilijk vindt, kun je de andere helft van het vouwblaadje met de uitgeknipte figuren erbij tekenen.