Om de inhoud van iets te meten heb je een meetinstrument nodig. Voor het aangeven van inhoud wordt met name de maatbeker gebruikt. Als je denkt aan het maken van een gerecht met behulp van een recept, dan kom je veel in aanraking met inhoudsmaten. Inhoudsmaten van vloeistoffen worden veelal weergegeven met liters, centiliters, etc. Overige inhoudsmaten worden weergegeven met kubieke meter, kubieke centimeter etc.
Je wilt een taart bakken en moet 100 milliliter melk toevoegen. Door de melk in een maatbeker te gieten kun je aflezen hoeveel 100 milliliter precies is.
Sam plukt appels. De appels moeten in een grote kist. In zo'n kist kan 1 m3. (Een kubieke meter).
Het kan handig zijn om gebruik te maken van bepaalde referentiematen voor inhoud. Zo kun je gewichten vergelijken en bepalen hoeveel inhoud ergens (ongeveer) in zit.
- In een gewoon pak melk zit 1 liter.
- In een grote fles frisdrank zit meestal 1,5 liter.
- Er kunnen ongeveer 6 glazen limonade uit een fles van 1,5 liter.
- In een beker of glas kan ongeveer 200 ml.
- In een (huishoud)emmer kan ongeveer 10 liter.
- Een korrel suiker is 1 kubieke millimeter.
- Een klein suikerklontje is 1 kubieke centimeter.
- Een kubus met notitieblaadjes is ongeveer 1 kubieke decimeter.
- In een wedstrijdzwembad zit 1 kubieke decameter.