Het tellen is de basis voor het verdere rekenen. Vooruit tellen en terugtellen zijn hierbij belangrijke onderdelen. Als kinderen vooruit kunnen tellen met sprongen van 1, kunnen ze een volgende stap maken naar het vooruit tellen met sprongen van 2.
Iris kijkt naar de huisnummers van de overburen. Ze ziet de huisnummers 2, 4 en 8. Het huisnummer na 4 kan ze niet zien.
Welk huisnummer hoort daar te staan?
De huisnummers worden weergegeven met een sprong van 2. Tussen de nummers wordt namelijk een getal overgeslagen: 2 - (3) - 4 ...Iris kan het ontbrekende huisnummer weten door een sprong van 2 te maken. Ze ziet het getal 4, dus kan ze verder tellen met een sprong van 2.
Je ziet dat je bij een sprong van 2 een getal overslaat. Als je verder telt vanaf 4, dan sla je het getal 5 over. Dan komt het getal 6. Als Iris dus verder telt vanaf 4 met een sprong van 2, dan is het ontbrekende huisnummer 6.
- Jonge kinderen leren hoe ze moeten tellen, dit is de basis voor het verdere rekenen.
- Kennis van de getallenrij is hierbij erg belangrijk. Als je de getallenrij niet kent, kun je ook niet vooruit tellen.
- Bij vooruit tellen met sprongen van 2, zet je steeds een sprong van 2 vooruit op de getallenrij.
- 2, 4, 6, 8, 10.